Toespraak Ahmed Marcouch ter gelegenheid van Keti Koti 2023

Vrijdag 30 juni gaf burgemeester Ahmed Marcouch een toespraak ter gelegenheid van de herdenking afschaffing slavernij in de Steile Tuin, Park Sonsbeek. U kunt op deze pagina de toespraak teruglezen.

Welkom in Park Sonsbeek. 
Welkom minister Kaag, hier aanwezig namens het kabinet.

Dit park grenst aan landgoed Zypendaal. Op het landgoed staat het kasteel dat in de achttiende eeuw gebouwd is door een Arnhemse regentenfamilie. Die familie bezat een plantage in Suriname.

Deze prachtige omgeving is dus in elk geval deels betaald uit de opbrengst van werk dat verricht is door slaafgemaakten. Door mensen die eigendom waren van anderen. Door mensen die volgens hun eigenaars helemaal geen mensen waren, maar persoonlijke bezittingen.

Arnhemmer Bert Koene heeft onderzoek gedaan naar enkele Arnhemse plantage-bezitters die rond 1700 naar Suriname trokken. Het leven op die plantages is goed gedocumenteerd. Kosten en opbrengsten werden steeds keurig genoteerd. Ook hoeveel slaafgemaakten op de plantages werkten, is makkelijk in de historische bronnen terug te vinden.  

Maar waar je als lezer nog altijd kwaad en verdrietig van wordt, is dat in die bronnen geen enkel besef doorklinkt van de menselijke tragedie die zich onder hun verantwoordelijkheid en onder hun ogen voltrok. 

Koenes onderzoek maakt volstrekt duidelijk dat de slavernij óók voor de bewuste Arnhemmers een vanzelfsprekende zaak was. Het enige bezwaar dat plantage-eigenaars hadden tegen een nieuwe lading slaafgemaakten uit Afrika, was dat die eerst moesten wennen. Dan had je toch meer aan mensen die in slavernij geboren waren.

Dat is des te schrijnender als je bedenkt wie die Arnhemmers waren. Een van hen was Gerard de Vree, kleinzoon van maar liefst twee voormalige Arnhemse burgemeesters, mevrouw Kaag noemde de familie al. Dat illustreert de nauwe band tussen plantagehouders en notabelen.

De slavernij was dus diep geworteld in de hoogste kringen van Arnhem. Het was op z’n zachtst gezegd ongemakkelijk om op mijn eigen werkkamer, te midden van de relieken van mijn voorgangers, het glas-in-loodraam aan te treffen met daarop het familiewapen van Pels Rijcken, burgemeester in de negentiende eeuw. Daarop zijn twee hoofden afgebeeld die waarschijnlijk van slaafgemaakten zijn. Dat zegt veel over Arnhemse regenten.

Omdat we alles over hun rol willen weten, heeft de gemeente Arnhem aan Erfgoed Gelderland opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de Arnhemse betrokkenheid bij de handel in slaafgemaakten en bij de slavernij zelf. Later dit jaar zal het rapport verschijnen.
 
Inmiddels behoort de Nederlandse slavernij sinds honderdvijftig jaar tot het verleden, strikt genomen honderdzestig jaar. 

Dat is lang genoeg om ons te laten inzien wat een onmenselijk systeem een deel van onze voorouders eeuwenlang in stand hield ten koste van een ander deel van onze voorouders.

Maar het is zeker niet lang genoeg om de sporen van dat verleden uit te wissen. Dat zal het ook nooit kunnen zijn en nooit mogen zijn.

Daarom herdenken we vandaag de generaties die als handelswaar en gratis werkkrachten werden beschouwd. Die uit hun omgeving werden weggerukt, in schepen werden gepropt en naar believen werden mishandeld. Die op markten werden verhandeld om te werken tot ze niet meer konden. Die opgroeiden zonder een ander leven te kennen.

Ons beeld van hun lotgevallen wordt steeds completer. We weten bijvoorbeeld dat de slavernij niet alleen voortkwam uit de vraag naar goedkope arbeidskrachten. De oorzaak ligt dieper, namelijk bij het diepgewortelde Europese gevoel van superioriteit. Die houding bereidde de weg voor racisme, kolonialisme en ook slavernij. 

De afschaffing van de slavernij werd gevolgd door een overgangstijd van tien jaar, waarin mensen op de plantages moesten blijven werken. Vrij waren ze dus niet. Daarom herdenken wij de afschaffing nu, en niet tien jaar geleden. 

Die overgangstijd toonde aan hoe diep het racisme zat. Niet alleen was de redding van de plantage-economie kennelijk belangrijker dan de menselijkheid, maar bovendien werden zij die in slavernij hadden geleefd, niet in staat geacht om meteen op eigen benen te staan. 

Van datzelfde paternalisme getuigt het idee dat Nederland de slaafgemaakten ‘hun vrijheid schonk’. In werkelijkheid kwam die vrijheid grotendeels voort uit de dappere, langdurige strijd van de slaafgemaakten zelf, waarin opstanden als die van Tula een grote rol speelden.

En dan was er ook nog de schadeloosstelling. Niet voor de slachtoffers, maar wel voor de daders. Kan het beschamender?

De taaiheid van het racistische wereldbeeld is een ongemakkelijke waarheid. Nog ongemakkelijker is dat dat beeld nog altijd niet helemaal verdwenen is. Het leeft voort in neerbuigendheid of onverschilligheid. In openlijk racisme op straat, op het werk, in het uitgaansleven en in het voetbalstadion. In algoritmen, systemen en instituties. 

Het zijn de restanten van een wereldbeeld dat slavernij mogelijk maakte. Waardoor het leed nog steeds van generatie op generatie wordt doorgegeven. En waardoor het nog generaties zal duren om ook die keten te verbreken.

Ik beschouw het als een opdracht aan onze generatie om het goede voorbeeld te zijn voor volgende generaties. Dat zijn we verplicht aan de slaafgemaakten en hun nazaten, aan onszelf en aan Nederland. Want hun geschiedenis is onze geschiedenis. 

Daarom doe ik een oproep aan alle Arnhemmers, ja, aan alle Nederlanders. 

Laten we samen de morele moed hebben om ons ongefilterde verleden onder ogen te zien. In al zijn schoonheid en in al zijn lelijkheid. 

Laten we samen het lef hebben om te erkennen waarop de voorsprong van sommigen en de achterstand van anderen gebouwd zijn.

Laten we samen, bestuurders voorop, onze verantwoordelijkheid nemen en ook de resterende ketenen verbreken. De ketenen van onwetendheid, gemakzucht en vooroordeel, die nog altijd wonden, verdriet en achterstelling veroorzaken.

Pas dan kunnen wij samen vrij zijn.

Daarvoor moeten we niet alleen het verleden, maar ook het heden onderzoeken. Er zijn geen levende daders meer, maar wel levende slachtoffers van de gevolgen. We weten over traumatische gebeurtenissen dat het voor slachtoffers helend werkt om hun verhaal te vertellen en om te merken dat daar aandacht en erkenning voor is. Storytelling helpt bij het verwerken. En nazaten van slaafgemaakten zitten vol verhalen. Over hun familie, hun voorouders, hun ervaringen.

Het is nodig om die verhalen te vertellen en verrijkend om ze te horen. Ook op school, waar de slavernij een vaste plek in het curriculum moet hebben. De feiten moeten gedoceerd worden aan de hand van lesmethoden die er op een eerlijke manier voldoende aandacht aan besteden. En ook, denk ik, aan de hand van persoonlijke, menselijke verhalen in het klaslokaal.

Hoe belangrijk het persoonlijke verhaal is, merkte je toen premier Rutte in december namens de Nederlandse Staat zijn excuses voor de slavernij aanbood. Je voelde de emotie door het Koninkrijk golven. Dat moment ráákte mensen, óók veel mensen die vooraf sceptisch waren. Ik had toen een aantal gasten uitgenodigd. Om samen te kijken, samen te verwerken, samen na te praten. Om te luisteren en te begrijpen.

Want herdenken doe je in een voortdurende dialoog. Bestuurders moeten die dialoog mogelijk maken en gaande houden. Ook na dit herdenkingsjaar. Want herdenken gaat net zo goed over de toekomst als over het verleden. Een scherpe blik op een lelijk verleden verlicht de weg naar een mooiere toekomst.

Daarom heeft de gemeente Arnhem de regering verzocht om van Keti Koti een nationale feestdag te maken. Dat zou een krachtig symbool van eenheid zijn en een stimulans om te blijven werken aan respect, begrip en tolerantie. De Zuid-Afrikaanse bisschop Tutu zei ooit: ‘Mijn menselijkheid is verbonden met de jouwe, want alleen samen kunnen we mens zijn.’ Dat zeg ik hem graag na.

Beste mensen, 

Het is goed om juist hier in Sonsbeek te herdenken. Dit park is van u, van ons, van iedereen. Maar ooit was dit het domein van enkelen, betaald met het bloed van velen.

Dat zullen wij niet vergeten.
Nooit.